Een aantal jaren geleden kwam de WRR met een rapport over de digitale overheid waarin het waarschuwde voor een gebrek aan samenhang en visie op al die informatiesystemen die binnen de overheid worden ontwikkeld. Dit rapport over de iOverheid is door velen geprezen, onder andere omdat het aandacht vraagt voor een evenwicht tussen stuwing en verankering. Sinds die tijd heb ik af en toe last van een gespleten persoonlijkheid.
De stuwer in mij ziet dat vooruitgang noodzakelijk is en dat meer digitalisering daar fors aan bijdraagt. De verankeraar in mij vraagt zich af of vooruitgang ook altijd verbetering inhoudt, en wat de gevolgen van de digitale vooruitgang zijn voor de mensheid.
Met de verkiezingen in aantocht zijn ook weer de nodige stuwende geluiden te horen: meer investeren in digitale innovatie, betere digitale infrastructuren, Nederlandse overheid Europees koploper in digitale dienstverlening, een nationale strategie voor Smart Cities etcetera etcetera. Nederland moet mee in de digitale vaart der volkeren! Mijn stuwend hart klopt er sneller van.
De verankeraar in mij komt er tot nu toe bekaaid van af. Tot vorige week het rapport van het Rathenau instituut verscheen: Opwaarderen. Borgen van publieke waarden in de digitale samenleving.
Zo vlak voor de verkiezingen geeft het Rathenau daarmee een interessante bijdrage aan de discussie over de digitale transformatie van Nederland.
Het rapport van het Rathenau Instituut geeft antwoord op de vraag die leden van de Eerste Kamer Gerkens c.s. hebben gesteld: is het wenselijk dat er een adviescommissie komt voor de ethische kant van de digitalisering van de samenleving? De conclusie van Rathenau is duidelijk: alsjeblieft geen commissie. De ethische kant van de digitale vooruitgang is daarvoor een te uitgebreid en complex vraagstuk.
Het gaat erom dat juist de bestaande instituties in de wetenschap, politiek en bestuur, recht en maatschappij hun rol pakken.
Omdat de aandacht en de kennis over het vraagstuk bij diverse partijen volstrekt onvoldoende is, moet een substantiële versterking plaatsvinden. Ook moet veel sterker de verbinding met Europese en internationale fora worden gezocht, omdat Nederland natuurlijk niet een geheel eigen ethische digitale koers kan uitstippelen.
De verankeraar in mij was na lezing van het rapport tevreden. Vooral de aanbeveling om een digitaliseringsakkoord op te stellen en uit te voeren spreekt aan. Nu Nederland toch steeds meer bestuurd wordt op basis van akkoorden, waarom dan ook niet een akkoord over digitalisering? Op die manier dwingen we onszelf als samenleving om na te denken over de gevolgen van de digitalisering van de samenleving. Klinkt goed.
De stuwer in mij heeft er een beetje moeilijk mee. Die ziet alle digitale innovatie vastlopen in bureaucratie, nog grotere privacy-discussies en ethische fijnslijperij. Het zal, zoals altijd, aankomen op een goed evenwicht en juiste maatvoering. Daar kan niemand het mee oneens zijn. De rust in mij is tijdelijk wedergekeerd.
Evert-Jan Mulder