Minder Europa, of een beter Europa? | over de zin en onzin van de strijd tegen Europese burocratie (blog PBLQ, 2014)

 

Recent was er weer een Europese top. In een bijzaal in het gebouw van de Europese Raad hield premier Cameron een stevig pleidooi om EU regels te verminderen danwel af te schaffen. Onder het motto Cut EU red tape volgden dertig voorstellen, vooral om het Britse bedrijfsleven betere kansen te geven op de Europese interne markt én om die Europese interne markt beter te laten functioneren.

Premier Rutte was ook aanwezig. Zijn kabinet wil namelijk ook minder Europa. Cut EU Red tape heet op zijn Haags ” de Nederlandse subsidiariteitsexercitie”. Onder het motto “Europees wat moet, nationaal wat kan” heeft Nederland ook 54 voorstellen geformuleerd. Deze voorstellen zijn echter niet zozeer gericht op te behalen voordelen voor het Nederlandse bedrijfsleven, of een beter functionerende interne markt, maar vooral om de Commissie in haar hok te houden.

De Commissie heeft de afgelopen jaren echter niet stilgezeten. Na het Nee tegen het referendum over de Grondwet in Frankrijk en Nederland in 2005 heeft men inmiddels al zo’n 6000 eigen voorstellen afgeschaft of teruggedraaid. Recent nog is het veelbesproken voorstel om kappers antislipzolen te laten dragen, door de Commissie ingetrokken. Dat het voorstel om kappers slipproof te laten werken van de eigen branchevereniging kwam, en niet een eigen initiatief van de Commissie was, vergeet iedereen gemakshalve maar even.

Nederland lijkt zich, opgejaagd door eurosceptische geluiden onder de kiezerspopulatie, vast te bijten in een strikte afbakening van taken en verantwoordelijkheden tussen Europa en nationale overheden. “Minder Europa” heet namelijk onder de PVV-kiezers “bijna geen Europa”. Om deze sentimenten het hoofd te bieden zullen in de aanloop naar de verkiezingen voor het Europees Parlement weer bijzondere argumenten van stal worden gehaald. Hoeveel uitglijders á la Mark Verheijen van de VVD, die in Guy Verhofdstadt een nog groter gevaar voor Europa zag dan Marine le Pen, zullen er nog volgen?

De Nederlandse politiek doet er goed aan zich niet blind te staren op minder Europa, maar ook na te denken over een beter Europa. Met andere woorden, hoe kan, gegeven de huidige samenwerking binnen de EU, ervoor worden gezorgd dat er betere resultaten worden geboekt? Tot nu toe pruttelt die discussie vooral rondom onderwerpen als het aantal Eurocommissarissen, de salariëring van EU-burocraten, de maandelijkse verhuizing tussen Brussel en Straatsburg van het Europees Parlement e.d.

Een samenhangende visie op een beter Europa vergt echter een bredere blik. Met het verdrag van Lissabon is destijds een einde gemaakt aan de lappendeken aan verdragen die de basis vormde voor het functioneren van de EU. Hiermee is vooral een modernisering van de institutionele opzet van de EU gerealiseerd. Wat nodig is, is ook een modernisering van de institutionele werking van de EU. Wat te denken van de modernisering van de EU-begroting, de opzet van een onafhankelijk orgaan voor impact assesments van de voorstellen van de Europese Commissie, het betrekken van nationale beleidsuitvoerders bij het ontwikkelen van nieuw EU-beleid, roulatie van Europese en nationale ambtenaren, publieke transparantie van besteding en resultaten van EU-fondsen, betere benutting van de EU-onderzoeksgelden etcetera, etcetera?

Laat Nederland zich niet blindstaren op minder Europa. Een betere werking van de EU kan, binnen de huidige formele structuren, op veel fronten tot betere prestaties voor de lidstaten leiden. Daar heeft Nederland, alles netto-betaler en als exportland, direct belang bij.