Wat maakt e-Estonia tot voorbeeld voor Europese overheden? (blog PBLQ, 2015)

Terwijl de Nederlandse overheid de afgelopen tijd met het onderzoek van de commissie Elias zich vooral de vraag stelde wat er allemaal verkeerd ging met ICT binnen de overheid, is men binnen de Baltische staat Estland vooral positief over de bijdrage van ICT aan de samenleving in het algemeen, en de overheid in het bijzonder. Bedrijven als Skype en Taxify, de Este variant van Uber, laten zien dat innovatie met ICT de Esten wel is toevertrouwd. Ook de overheid zet ICT succesvol in. Bijna 90% van de diensten is online beschikbaar, en bijna alle Esten gebruiken een electronisch identiteitsbewijs, niet alleen voor overheidsdiensten en verkiezingen, maar ook voor bankieren, de bibliotheek, het openbaar vervoer of de zorg.
Het succes van de Este digitale strategie was ook de leden van de commissie Europese Zaken van de Tweede Kamer niet onopgemerkt gebleven. Tijdens een recent bezoek aan Estland kregen zij de gelegenheid om te horen en te zien waar een klein land (1,3 miljoen inwoners) groot in kan zijn. Vanuit PBLQ spraken wij met twee leden van de delegatie: Marit Maij van de PvdA en Norbert Klein van de Vrijzinnige Partij.

Perspectief vanuit burger of een bedrijf
In de eerste plaats, de Este overheid blijkt veel meer vanuit het perspectief van een burger of een bedrijf te denken en te doen, dan de Nederlandse overheid. Niet alleen doordat de overheidsdienstverlening vergaand is gedigitaliseerd, en het bijvoorbeeld maximaal 15 minuten kost om online alle vergunningen voor een bedrijf te verkrijgen, maar ook doordat een grote mate van transparantie wordt betracht. Burgers kunnen zien welke ambtenaren inzage in hun gegevens krijgen en kunnen daardoor zelf dus veel gerichter toezicht houden op de digitale handel en wandel van hun overheid. Dat Estland nog 45 jaar na de tweede Wereldoorlog onder het juk van het communisme heeft geleefd, speelt bij deze openheid vanuit de overheid naar de samenleving toe, natuurlijk een belangrijke rol.

E-residency
Een tweede onderwerp dat beide parlementariërs goed bij was gebleven, was de e-residency die Estland aan buitenlandse burgers en bedrijven aanbiedt. Hiermee krijgen deze digitaal toegang tot de diensten van de Este overheid, van waar ook ter wereld. Dit maakt zaken doen met de Este overheid wel heel erg eenvoudig en laagdrempelig, en maakt het land vooral ook voor buitenlanders die er willen wonen en werken aantrekkelijker. Voor 50 euro kun je al in het bezit komen van een dergelijke electronische identiteit, te verkrijgen via de Este ambassade in Nederland. De Esten hebben ook de computer verkozen boven het rode potlood, als het gaat om stemmen. Bij de laatste lokale verkiezingen in 2013 is 25% van de stemmen online uitgebracht.

Samenwerking met het bedrijfsleven
Ten derde., het succes van de Este overheid is voor een belangrijk deel gelegen in de samenwerking met het bedrijfsleven. De electronische identiteit is zowel te gebruiken voor publieke als voor private diensten. Ook de ondersteunende digitale infrastructuur X-road, zeg maar de Este digi-infrastructuur, ontsluit zowel publieke als private databestanden. Belangrijk daarbij is dat deze infrastructuur open en decentraal van opzet is, en daardoor makkelijk uitbreidbaar. Inmiddels hebben andere landen ook interesse getoond voor deze infrastructuur, zoals Finland.

Minder risicogedreven
Tot slot, in Estland wordt anders omgegaan met het denken over risico’s. Het adagium lijkt, “Yes we can” in plaats van, “kan of mag dat wel?”. Problemen worden niet uit de weg gegaan maar gaandeweg opgelost. Zelfs de ingrijpende cyberaanvallen die het land een tijd geleden heeft ondergaan, hebben niet geleid tot een vrees voor ICT, integendeel. Politici leiden en omarmen e-Stonia omdat ze ervan zijn overtuigd dat het Estland voortstuwt in de vaart der volkeren, en dat geeft ruimte voor de (relatief jonge) ambtenaren om de visie te verwezenlijken.

De indrukken van de parlementariërs bevestigen dat, ondanks de verschillen in historie, economie, bestuurlijke structuur en cultuur, Nederland zich kan laten inspireren door de Este aanpak; zich laten inspireren. Sleutelbegrippen daarbij zijn: gebruikersgerichtheid, transparantie ,publiek-private samenwerking en, minder risicogedrevenheid. Hopelijk weet de Nederlandse politiek deze belangrijke onderwerpen ook een plek te geven bij de verdere ontwikkeling van de digitale overheid.

Marit Maij (1972) is sinds 20 september 2012 lid van de Tweede Kamerfractie van de PvdA. Zij heeft het grootste deel van haar loopbaan bij het ministerie van Buitenlandse Zaken gezeten, met twee maal een post in het buitenland. In de Kamer is zij woordvoerster asiel en migratie en Europese zaken en ondervoorzitter defensiecommissie.

Norbert Klein (1956) is sinds 20 september 2012 lid van de Tweede Kamer. Vanaf 3 juni 2014 vormt hij een eenmansfractie. Eerder was hij, sinds 7 oktober 2013, fractievoorzitter van 50PLUS. Hij was zelfstandig subsidieadviseur bij het door hem opgerichte Bureau VanBijenGelders. Eerder was hij actief in de VVD als raadslid in Nijmegen en Statenlid in Gelderland en als voorzitter van de VVD-afdeling Hoevelaken.