Nationale Commissaris Digitale Overheid wacht uitdagende taak | over de opdracht van de Digicommissaris (Publiek Management, 2014)

eenhoorn

Voor de pas benoemde Nationaal Commissaris Digitale Overheid is er veel werk voor de boeg. Hoewel hij zich vooral bezig zal houden met de nationale digitale infrastructuur en dienstverlening, verdienen ook de ontwikkelingen op het gebied van de digitale overheid binnen de EU en zelfs daarbuiten zijn aandacht.
De relatie overheid en ICT staat weer volop in de politieke belangstelling. De gesprekken van de Parlementaire Commissie die onderzoek doet naar het falen van ICT-projecten zijn amper achter de rug of er treedt al een Nationaal Commissaris Digitale Overheid (NCDO) aan. Deze functionaris krijgt de uitdagende taak om meer samenhang aan te brengen in de lappendeken aan programma’s, overleggen, regelingen en bouwstenen die inmiddels is ontstaan. Dit moet de samenhang, maar vooral ook de voortgang van de digitale overheid ten goede komen, mede met het oog op de doelstellingen die dit kabinet voor 2017 heeft geformuleerd.

De benoeming van deze functionaris – Bas Eenhoorn, die eerder onder meer (waarnemend) burgemeester van Alphen aan den Rijn was – heeft plaatsgevonden op basis van een ABD-advies, waarin de governance van de digitale overheid punt van onderzoek was. Op deze analyse valt weinig af te dingen. Al jaren wordt het gebrek aan coördinatie en regie als zwakke schakel gezien in de wijze waarop Nederland met de vormgeving van de digitale overheid omgaat. Het is positief dat er nu eindelijk stappen worden ondernomen om de centrale coördinatie van de digitale overheid te verstevigen.

Maar coördinatie vraagt ook om visie. Het domein van de digitale overheid is namelijk omvangrijk en complex. Belangrijke vraag is dan ook: waar richt die coördinatie zich op? Aanvankelijk werd een coördinator voor de digitale infrastructuur aangekondigd. Inmiddels is dat veranderd in een coördinator voor de digitale overheid. What’s in a name?

De digitale infrastructuur werd in het eerder genoemde advies nader omschreven als ‘de basisregistraties, voorzieningen voor gegevensuitwisseling tussen overheden en met burgers en bedrijven, en voorzieningen voor authenticatie en autorisatie’. Het is al een hele kluif om hier meer samenhang en versnelling tot stand te brengen. Laat daarom het oude naambordje liever nog even op de deur hangen, want een goede infrastructuur is een belangrijke randvoorwaarde voor de ontwikkeling van de digitale overheid.

Eerst “het huis op orde” dus, maar daarbij moet wel voortgang worden gemaakt. Aan de infrastructuur voor de Digitale Overheid wordt inmiddels vanuit diverse invalshoeken en doelstellingen gewerkt. Het is noodzaak om hier eens kritisch naar te kijken, en de nice-to haves te schrappen ten behoeve van de need-to-haves. Hernieuwde focus en prioritering dient het uitgangspunt te worden.

De Digitale Overheid is echter meer dan alleen infrastructuur. De waarde van de infrastructuur wordt bepaald door diensten. Het onderwerp dienstverlening lijkt ondertussen naar de achtergrond verschoven, terwijl diensten voor burgers en bedrijven juist het ‘gezicht’ van de digitale overheid vormen. Bovendien smelten diensten steeds meer samen met infrastructuur en vormen dus steeds meer één geheel: het gebruik van DIGID als infrastructuur is bijvoorbeeld voor burgers een integraal onderdeel van diverse elektronische transacties met de overheid.

Aandacht voor de kwaliteit van het ontwerp én de vormgeving van diensten, in relatie tot de onderliggende infrastructuur, is daarom geen overbodige luxe. De Raad voor het openbaar bestuur sprak in dit verband een tijd geleden over de noodzaak om digitale diensten ‘burgerproof’ te maken. De Nationale ombudsman waarschuwde zelfs voor ‘Mijn Onbegrijpelijke Overheid’. Teveel wordt nog ontworpen vanuit de interne logica van de overheid en te weinig vanuit de logica van burger of bedrijf.
Bij het ontwerpen van diensten speelt innovatie ook een belangrijke rol. De mogelijkheden die de moderne technologie biedt, gaan razendsnel. Ontwikkelingen als sociale media, open data, apps en cloud computing zullen in de nabije toekomst nadrukkelijk een rol moeten krijgen binnen de digitale overheid. Het DNA van de huidige Digitale Overheid is toch nog sterk 1.0. Dat zal moeten veranderen. Innovatie is daarom een belangrijk punt van aandacht voor de nationale commissaris, evenals daaraan gekoppelde vraagstukken als privacybescherming en beveiliging.

Een ander aspect is de relatie met de private sector. Het gaat hier in de eerste plaats om het bedrijfsleven in de rol van (mede)gebruiker van de digitale infrastructuur van de overheid. Banken, verzekeraars, webwinkels, maar ook bedrijven in de havens en andere sectoren, hebben baat bij (mede)gebruik van de digitale infrastructuur van de overheid. De maatschappelijke waarde van deze infrastructuur is in potentie groot tot zeer groot. Dat vraagt wel om een structurele relatie met het bedrijfsleven, enerzijds om behoeften aan die kant in kaart te krijgen, anderzijds om te bezien in hoeverre bedrijven kunnen bijdragen aan de realisatie en het onderhoud van die voorzieningen. Het is mooi als hiervoor bij de overheid één duidelijk aanspreekpunt is.

Er is ook een andere rol van het bedrijfsleven, namelijk die van aanbieder van diensten en infrastructuur voor de digitale overheid. Deze bedrijven kunnen een belangrijke rol hebben bij de innovatie en implementatie van de digitale overheid. Door meer op strategisch niveau met elkaar te overleggen kan deze samenwerking worden geoptimaliseerd. De nationaal commissaris kan hierbij een faciliterende rol vervullen.

De nationaal commissaris heeft ook Europees een rol. Niet alleen Nederland is bezig met de vormgeving van de digitale overheid, de andere 27 EU-lidstaten doen dat ook. Om te voorkomen dat er straks 28 verschillende digitale overheden zijn ontstaan, stuurt de Europese Commissie op grensoverschrijdende interoperabiliteit van nationale systemen. Dit is één van de speerpunten in de digitale agenda van Neelie Kroes. Brussel is daarom bezig allerlei digitale bouwstenen en diensten te ontwikkelen voor een Europese informatie-infrastructuur. Om nationale systemen te kunnen koppelen met deze Europese infrastructuur moeten ze aan bepaalde eisen voldoen. Voor de commissaris is het dus zaak om regelmatig de trein naar Brussel te nemen om te kijken of de digitale overheid in Nederland compliant is met Europa.

Er is ook nog een andere reden om regelmatig in de trein of het vliegtuig te stappen. Nu alle 28 landen in de EU bezig zijn de digitale overheid te ontwikkelen, kan er veel geleerd worden van de wederzijdse ontwikkelingen. Bovendien lijkt samenwerking met andere lidstaten bij de ontwikkeling of het beheer van voorzieningen niet uitgesloten. In de Scandinavische en Baltische landen zijn voorbeelden van dergelijke samenwerking te vinden. Het aankomende EU-Voorzitterschap in 2016 biedt een mooie gelegenheid voor nadere verkenning van meer samenwerking.

Het werkterrein van de commissaris strekt zich echter verder uit dan Europa. In een recente benchmark van de VN voor eGovernment staat Nederland op de vijfde plaats, achter Zuid-Korea, Australië, Singapore en Frankrijk. Nederland hoort dus bij de absolute wereldtop als het gaat om de digitale overheid. Toch lijkt dit weinig aanleiding om de digitale overheid te beschouwen als een exportproduct, waarmee landen in Zuid-Amerika, Afrika en Azië kunnen worden geholpen. Wellicht weet de nationaal commissaris wat meer internationale allure aan te brengen en de digitale overheid ook een plaats te geven binnen de economische diplomatie die een steeds grotere rol speelt binnen het buitenlands beleid van Nederland.

Nobody said it would be easy, they just promised it would be worth it. De nationaal commissaris wacht een uitdagende, maar ook een dankbare taak. Overheden én het bedrijfsleven hebben veel te winnen bij een betere en effectievere samenwerking. Bovendien profiteert van die samenwerking uiteindelijk de BV Nederland. We kunnen daarom de nationaal commissaris alleen maar heel veel succes toewensen bij de uitvoering van zijn opdracht.

Evert-Jan Mulder