Potten breken in Brussel | over de speelruimte voor nieuwe Eurocommissaris Frans Timmersmans om EU-regels te verminderen (blog PBLQ, 2014)

krauze-EU-legislationGaat Timmermans potten breken in Brussel?
De benoeming van Frans Timmermans moet nog officieel worden goedgekeurd door het Europees Parlement, maar er lijkt weinig twijfel te bestaan dat hij eerdaags aan de slag kan in het team van Eurocommissarissen onder leiding van de Luxemburger Jean-Claude Juncker. Hoofdtaak van Timmermans wordt het verbeteren van de regelgeving van de Europese Unie. Via Timmermans krijgt Den Haag nu de kans om te werken aan een “bescheidenere, soberdere en tegelijkertijd effectievere EU”, zoals dit kabinet het vorig jaar eufemistisch omschreef in haar 54 actiepunten tellend plan inzake EU-regelgeving.

De vraag is of van die bescheidenheid en soberheid veel terecht zal komen, in termen van minder Europese regels. Het klinkt namelijk zo eenvoudig, minder regels, maar in de praktijk gaat het om weerbarstige materie. De voortdurende worsteling van onze eigen regeringen met onderwerpen als deregulering en lastenverlichting is hier een goed voorbeeld van. Op Europese schaal is de problematiek wellicht nog ingewikkelder. Een viertal redenen:

In de eerste plaats, het gros van de Europese regels wordt niet door Brussel zelf bedacht. De meeste regels worden namelijk geformuleerd op het gebied van de Interne Markt. Daar is het vooral het bedrijfsleven dat aandringt op regels, ten behoeve van een level playing field, het voorkomen van onnodige administratieve lasten etc. De Europese Unie bestaat dus niet alleen uit Brussel, maar is vooral de optelsom van de wensen en eisen uit de individuele lidstaten. Het terugdringen van EU-regels raakt direct aan het wezen van de Europese Unie, aangezien deze regels aan de basis liggen van de welvaart in Europa.

In de tweede plaats, de uiteindelijke kwaliteit van Europese regels wordt voornamelijk bepaald door de wijze waarop nationale overheden deze regels implementeren. Een groot aantal regels moet eerst worden omgezet in nationale wetgeving, alvorens ze van kracht wordt. In dit proces willen nog wel eens “nationale koppen” verschijnen, bovenop de Europese regels. Deze nationale regels veroorzaken vaak problemen bij de implementatie en kunnen afbreuk aan de oorspronkelijk Europese doelstellingen. Het is dus de nationale wetgever die voor een groot deel bepaalt hoe de kwaliteit van Europees beleid eruit ziet.

In de derde plaats, Brussel werkt al volgens procedures die juist moeten voorkomen dat onnodige regels over de lidstaten worden uitgestrooid. Zo kent de Europese Commissie, de enige instantie die het recht heeft nieuwe voorstellen voor regelgeving te doen, verplichte consultaties van stakeholders evenals verplichte impact assesments naar de gevolgen van beleid voor de lidstaten. Mocht een voorstel van de Commissie de lidstaten toch niet aanstaan, dan zijn er de gele- en oranje kaarten waarmee de nationale parlementen intrekking van het voorstel kunnen afdwingen. Het laatste woord over een voorstel is aan de Europese Raad van Ministers en het Europees Parlement. Al deze procedures zijn formeel vastgelegd, na langdurige onderhandelingen tussen de landen en instituties van de EU. Eenvoudige aanpassing van deze procedures ligt niet in de lijn der verwachting.

In de vierde plaats, een groot aantal vraagstukken is alleen nog maar op Europees niveau te adresseren. De problematiek rondom de financiële crisis, bestrijding van criminaliteit, milieubescherming, energiebeleid, het bewaken van de internationale vrede en veiligheid, het overtreft allemaal het niveau van nationale wetgeving. Europese afspraken over deze dossiers zijn niet zozeer een keuze, maar veel meer een noodzaak. Bovendien zijn er dossiers waar de roep om meer regels uit Brussel steeds harder klinkt, met name wat betreft het sociale gezicht van Europa.

Minder regels zal dus lastig worden voor Timmermans. Meer eer is wellicht te behalen in de verbetering van de kwaliteit van de regelgeving. Te denken valt aan:
– een betere afstemming en coördinatie tussen de verschillende beleidsdomeinen van de Commissie, die nu toch ieder redelijk vanuit hun eigen agenda opereren.
– meer participatie van decentrale overheden bij het Europees bestuur, die een steeds belangrijker rol vervullen in Europa (zie onze eigen provincies, zie de recente discussie over Schotland);
– meer onafhankelijkheid bij de impact assesments die nu door ieder DG van de Commissie zelf worden uitgevoerd bij een nieuw beleidsvoorstel;
– een kritische blik op de samenstelling van expertgroepen die vaak aan de wieg staan van deze nieuwe voorstellen (het bedrijfsleven zou hierin zijn oververtegenwoordigd).
Frans Timmermans wacht een uitdagende taak in Brussel. Misschien ligt de grootste uitdaging wel in het feit dat hij zich vooral als een bureaucraat zal moeten gedragen, en niet als een diplomaat.